Reglement Derdenbeslissing

Onderstaande tekst betreft het ‘Reglement Bindende Derdenbeslissing’, onderdeel van de Codex voor advocaten van de Balie Brussel. U kunt de volledige codex hier downloaden. Laatst bijgewerkt op [datum]

Hoofdstuk 16 – Bindende derdenbeslissing [1]

 
Afdeling 16.1 –  Overeenkomst van bindende derdenbeslissing

Art. 16.1             De procedure van bindende derdenbeslissing geschiedt op basis van vrijwilligheid.

Art. 16.2            De partijen kunnen overeenkomen om een beroep te doen op deze procedure, hetzij na mededeling van een ontwerp van gedinginleidende akte, hetzij nadat een gedinginleidende akte is betekend.

Art. 16.3             Indien de partijen deze procedure toepassen nadat een gedinginleidende akte is betekend, licht de meest gerede partij de rechtbank onverwijld in. In dit geval werken de partijen met elkaar samen om de zaak tegensprekelijk uit te stellen op een termijn van negen maanden vanaf de datum van ondertekening van de overeenkomst waarin beroep gedaan wordt op de bindende derdenbeslissing (de overeenkomst).

Art. 16.4             De overeenkomst kan bepalen of de verweerder een tegenvordering instelt die niet louter slaat op de kosten van de procedure. Indien er geen tegenvordering wordt ingesteld bij het afsluiten van de overeenkomst, zal de derdenbeslisser bepalen of er daarna nog een tegenvordering kan worden ingediend. De tegenvordering moet in elk geval het bedrag en de grondslag daarvan uiteenzetten.

Art. 16.5            De overeenkomst vermeldt de volledige identiteit, adressen en e-mailadressen van de partijen en hun advocaten, en omvat de gedinginleidende akte en in voorkomend geval de tegenvordering.

Art. 16.6            Alle wijzigingen in de identiteit of (elektronische) adressen van de partijen of hun advocaten moeten onverwijld ter kennis gebracht worden van de overige partijen, hun advocaten en de bindende derdenbeslisser.

 
Afdeling 16.2 – Lijst van bindende derdenbeslissers

Art. 16.7             De raad stelt een lijst van derdenbeslissers samen volgens de hierna bepaalde modaliteiten (de lijst).

Art. 16.8            De advocaten die willen opgenomen worden op de lijst dienen daartoe een aanvraag in bij de stafhouder, volgens de modaliteiten die de stafhouder vastlegt en bekendmaakt.

Art. 16.9            De stafhouder doet de voordracht van de kandidaten aan de raad. De stafhouder zal geen advocaat voorgedragen die niet voldaan heeft aan de deontologische verplichtingen inzake permanente vorming, derdengelden en witwaspreventie, dan wel een tuchtrechtelijke veroordeling heeft opgelopen of op het ogenblik van de voorgenomen voordracht het voorwerp uitmaakt van een tuchtrechtelijke bewarende maatregel. Indien een tuchtonderzoek lopend is m.b.t. een kandidaat, beslist de stafhouder discretionair of hij de kandidaat voordraagt. Enkel advocaten met minstens tien jaar tableau komen in aanmerking voor voordracht. Tegen de beslissing van de stafhouder om een kandidaat niet voor te dragen staat geen verhaal open.

Art. 16.10          Uit de door de stafhouder voorgedragen kandidaten kiest de raad, bij geheime stemming en bij relatieve meerderheid, een door de raad vastgesteld aantal derdenbeslissers, dat een totaal van dertig niet mag overschrijden. De lijst bestaat uit de aldus verkozen advocaten.

Art. 16.11            Wanneer een bindende derdenbeslisser zonder zwaarwichtige reden zijn of haar derdenbeslissing niet ter kennis brengt van de partijen binnen een termijn van zes maanden na de aanvang van zijn of haar opdracht, kan de raad, zetelend zoals in tucht, beslissen tot weglating van de betreffende derdenbeslisser van de lijst.

Art. 16.12           Een advocaat die van het tableau weggelaten wordt of geschrapt wordt bij in kracht van gewijsde getreden tuchtbeslissing, wordt van rechtswege weggelaten van de lijst.

Art. 16.13           De stafhouder kan te allen tijde de raad, zetelend zoals in tucht, vatten met een verzoek om een advocaat van de lijst te verwijderen om zwaarwichtige redenen. Het oplopen van een tuchtstraf vormt in ieder geval een zwaarwichtige reden.

Art. 16.14           Een advocaat die op de lijst staat mag te allen tijde aan de stafhouder vragen om van de lijst weggelaten te worden.

Art. 16.15           Weglating van de lijst ontheft een advocaat niet van zijn of haar opdracht om in een lopende zaak een bindende derdenbeslissing te nemen, onverminderd het recht van de stafhouder om een dergelijke gewezen advocaat ad nutum te ontheffen.

 
Afdeling 16.3 – Aanstelling van de bindende derdenbeslisser, overeenkomst en opdracht

Art. 16.16           De partijen kunnen de bindende derdenbeslisser in hun overeenkomst aanwijzen onder de advocaten die voorkomen op de lijst. Zij kunnen deze aanwijzing ook overlaten aan de stafhouder.

Art. 16.17           Een advocaat kan slechts optreden als bindende derdenbeslisser na een verklaring van onafhankelijkheid, onpartijdigheid en beschikbaarheid te hebben ondertekend volgens het model dat de raad vastlegt. In voorkomend geval doet de geselecteerde bindende derdenbeslisser mededeling van iedere omstandigheid die van aard is twijfel te doen ontstaan over zijn of haar onafhankelijkheid of onpartijdigheid, waarna het de meest gerede partij zal vrijstaan om de aanstelling van een andere bindende derdenbeslisser te vragen door toepassing van de in artikel 16.16 beschreven procedure.

Art. 16.18           Een bindende derdenbeslisser kan geen ontslag nemen uit zijn of haar opdracht, tenzij om zwaarwichtige redenen en met toestemming van de stafhouder. In dergelijk geval duiden de partijen een andere bindende derdenbeslisser aan of, bij gebrek aan akkoord, duidt de stafhouder een andere bindende derdenbeslisser, met toepassing van de in artikel 16.16 beschreven procedure. De tijd die nodig is om een andere bindende derdenbeslisser aan te duiden schorst de termijn voor het geven van de bindende derdenbeslissing.

Art. 16.19           De opdracht van de bindende derdenbeslisser bestaat erin, in eer en geweten, het geschil tussen de partijen, zoals het zich aandient in (het ontwerp van) de gedinginleidende akte en de gebeurlijke tegenvordering, de memories en de stukken van de partijen, te beslechten volgens de regels van het recht.

Art. 16.20         De opdracht van de bindende derdenbeslisser vangt aan op het laatste van de volgende tijdstippen: de aanvaarding door de bindende derdenbeslisser van zijn of haar opdracht, de betaling van de administratiekost aan de Orde en de betaling van het integrale voorschot op de vergoeding van de bindende derdenbeslisser, btw inbegrepen.

Art. 16.21           De bindende derdenbeslisser heeft niet de macht om getuigen te horen, deskundigen aan te duiden of andere onderzoeksmaatregelen te bevelen. Indien de bindende derdenbeslisser in eer en geweten oordeelt dat het geschil niet kan worden opgelost zonder dergelijke maatregelen, verwijst hij de partijen terug naar de bodemrechter. In dergelijk geval wordt toepassing gemaakt van artikel 16.68.

 
Afdeling 16.4 – Wraking van de bindende derdenbeslisser

Art. 16.22          Een partij kan de bindende derdenbeslisser wraken indien er gerechtvaardigde twijfel bestaat over zijn of haar onafhankelijkheid of onpartijdigheid.

Art. 16.23          Een door de partijen aangestelde bindende derdenbeslisser kan door die partijen (of één van hen) enkel worden gewraakt om een reden die de wrakende partij(en) pas na de aanstelling bekend is geworden.

Art. 16.24          De wrakende partij brengt de wraking onder opgave van redenen schriftelijk ter kennis van de bindende derdenbeslisser, de wederpartij(en) en de stafhouder. De kennisgeving wordt op straffe van verval gedaan binnen veertien dagen na de aanstelling van de derdenbeslisser door de stafhouder of, in andere gevallen, binnen veertien dagen nadat de reden tot wraking aan de wrakende partij bekend is geworden.

Art. 16.25          De bindende derdenbeslisser kan de procedure van bindende derdenbeslissing op enig ogenblik schorsen vanaf de dag van ontvangst van de kennisgeving bedoeld in artikel 16.24 tot op de datum waarop de wraking beslecht is.

Art. 16.26          Trekt een gewraakte bindende derdenbeslisser zich niet terug binnen veertien dagen na de dag van de ontvangst van een tijdig uitgebrachte kennisgeving bedoeld in artikel 16.24, dan beslist de stafhouder zo spoedig mogelijk over de gegrondheid van de wraking op verzoek van de meest gerede partij, na de partijen de gelegenheid tot stellingname te hebben gegeven. De procedure verloopt in principe schriftelijk, doch de stafhouder kan de bindende derdenbeslisser om wiens wraking is verzocht en/of de partijen in de gelegenheid stellen te worden gehoord. De stafhouder geeft kennis van zijn of haar beslissing aan de partijen en de bindende derdenbeslisser.

Art. 16.27          Trekt de gewraakte bindende derdenbeslisser zich terug of beoordeelt de stafhouder de wraking als gegrond, dan wordt een nieuwe bindende derdenbeslisser aangesteld overeenkomstig artikel 16.16.

Art. 16.28          Trekt een gewraakte bindende derdenbeslisser zich terug, dan impliceert dit niet een aanvaarding van de gegrondheid van de redenen tot wraking.

Art. 16.29          De wrakingsprocedure schorst de termijn van zes maanden voor het vellen van de bindende derdenbeslissing, ongeacht of de bindende derdenbeslisser toepassing maakt van artikel 16.25.

 
Afdeling 16.5 – Vertrouwelijkheid

Art. 16.30          De memories van de partijen en de stukken die zij meedelen aan de bindende derdenbeslisser zijn niet vertrouwelijk, tenzij de partijen met toestemming van de bindende derdenbeslisser anders overeenkomen.

Art. 16.31           De derdenbeslisser zelf moet de bindende derdenbeslissing echter wel als vertrouwelijk behandelen.

 
Afdeling 16.6 – Procedure voor bindende derdenbeslisser

Art. 16.32          Uiterlijk tegelijk met de ondertekening van de Overeenkomst moet de eiser zijn geïnventariseerde stukkenbundel aan de verweerder meedelen. Tenzij de partijen en de bindende derdenbeslisser anders overeenkomen, verloopt de mededeling van memories, stukken en bindende derdenbeslissing elektronisch.

Art. 16.33          Vanaf de mededeling van de stukkenbundel beschikt de verweerder over een termijn van een maand om zijn memorie van verweer, inclusief een eventuele tegenvordering (althans wanneer die door de bindende derdenbeslisser na de Overeenkomst nog aanvaard wordt), één en ander vergezeld van zijn geïnventariseerde stukkenbundel, aan de eiser en aan de bindende derdenbeslisser mee te delen. Daarna beschikt de eiser eveneens over een termijn van een maand om zijn synthesememorie van eis samen met zijn geïnventariseerde stukkenbundel aan de verweerder en aan de bindende derdenbeslisser mee te delen.

Art. 16.34          De verweerder zal dan nog over een termijn van een maand beschikken om zijn synthesememorie van verweer, vergezeld van zijn geïnventariseerde stukkenbundel, aan de eiser en aan de bindende derdenbeslisser mee te delen.

Art. 16.35          Behoudens ingeval de verweerder met zijn syntheseverweer bijkomende stukken meedeelt en de eiser daarop nog wenst te antwoorden, zal de zaak alsdan in staat zijn om door de bindende derdenbeslisser behandeld te worden. De bindende derdenbeslisser kan dergelijk verzoek van de eiser om te mogen antwoorden inwilligen en de modaliteiten daarvan bepalen.

Art. 16.36          In onderling akkoord kunnen de partijen de termijnen aanpassen aan de concrete noden en omstandigheden van het dossier, met dien verstande dat de totale termijn voor het uitwisselen van memories en stukken niet méér dan vier maanden zal mogen bedragen vanaf de aanvang van de opdracht van de bindende derdenbeslisser. Indien deze termijn van vier maanden overschreden wordt, is bovendien de toestemming van de bindende derdenbeslisser vereist.

Art. 16.37          In onderling akkoord kunnen de partijen de termijnen aanpassen aan de concrete noden en omstandigheden van het dossier, met dien verstande dat de totale termijn voor het uitwisselen van memories en stukken niet méér dan vier maanden zal mogen bedragen vanaf de aanvang van de opdracht van de bindende derdenbeslisser. Indien deze termijn van vier maanden overschreden wordt, is bovendien de toestemming van de bindende derdenbeslisser vereist.

Art. 16.38          De bindende derdenbeslisser kan de aanwezigheid vereisen van partijen op de zitting, tenzij de overeenkomst deze aanwezigheid uitsluit dan wel de beslissing daarover overlaat aan de partijen zelf. In dit laatste geval moeten de partijen overeenkomen of de partijen in persoon aanwezig zullen zijn en, bij gebreke aan akkoord, zal de bindende derdenbeslisser daarover beslissen. De bindende derdenbeslisser beslist of de zitting plaatsvindt in een fysieke vergadering of via telefonische of videoconferentie of een mengvorm daarvan.

Art. 16.39          De bindende derdenbeslisser moet uitspraak doen binnen de termijn die voorgeschreven wordt in artikel 16.45.

Art. 16.40          Het tegensprekelijk debat dient gevrijwaard te worden. Indien evenwel een partij in gebreke blijft een memorie te nemen dan wel stukken neer te leggen of te verschijnen op de zitting bedoeld in artikel 16.38, dan mag de bindende derdenbeslisser de bindende derdenbeslissing nemen op basis van de beschikbare stukken; deze beslissing zal geacht worden op tegenspraak te zijn gewezen.

Art. 16.41           De procedure van bindende derdenbeslissing kan gevoerd worden, mits akkoord van de bindende derdenbeslisser, in een taal naar keuze van de partijen of in verschillende talen, maar de bindende derdenbeslissing zelf wordt gegeven in de taal van de rechtspleging.

Art. 16.42          Ingeval de derdenbeslisser omwille van arbeidsongeschiktheid of om enige andere gegronde reden niet beschikbaar is, wordt de termijn van zes maanden bedoeld in artikel 16.45 geschorst. Indien de schorsing aanhoudt gedurende een termijn van meer dan één maand, kan de meest gerede partij zich tot de stafhouder wenden opdat deze de derdenbeslisser van zijn of haar opdracht zou ontheffen. Ingeval van dergelijke ontheffing passen de partijen, mutatis mutandis, artikel 16.16 toe om te voorzien in de vervanging van de ontheven derdenbeslisser.

 
Afdeling 16.7 – Inhoud van bindende derdenbeslissing

Art. 16.43          De bindende derdenbeslissing moet elektronisch of fysiek ondertekend worden door de bindende derdenbeslisser en bevat de volgende vermeldingen:

  1. de naam en het kantooradres van de bindende derdenbeslisser
  2. de namen en de woonplaatsen van de partijen
  3. een kort overzicht van de gevoerde procedure van bindende derdenbeslissing
  4. een weergave van de vordering en, zo die is ingesteld, van de tegenvordering van verweerder
  5. de beknopte weergave van de gronden voor de bindende derdenbeslissing;
  6. de vaststelling van de kosten van de bindende derdenbeslissing als bedoeld in artikel 12 en de bepaling wie van de partijen deze kosten moet dragen
  7. de bindende derdenbeslissing
  8. de datum van de bindende derdenbeslissing en
  9. de elektronische of fysieke handtekening van de bindende derdenbeslisser

 

Art. 16.44          De in artikel 16.43 opgesomde vermeldingen zijn niet voorgeschreven op straffe van nietigheid, behalve voor de vermeldingen bedoeld in de leden (e) en (g).

 
Afdeling 16.8 – Verzending van bindende derdenbeslissing

Art. 16.45          De bindende derdenbeslisser zendt de bindende derdenbeslissing aan de partijen of hun raadslieden en een kopie daarvan aan de stafhouder, binnen zes maanden na de laatste van de volgende data: de aanvaarding van zijn of haar aanstelling, de integrale betaling van de provisie aan de bindende derdenbeslisser en de betaling van de administratieve kost aan de Orde; één en ander onverminderd enige reden tot schorsing of verlenging van deze termijn krachtens dit reglement. Indien er evenwel een tegenvordering is ingesteld, maar de provisie enkel over de hoofdvordering betaald is, zal de bindende derdenbeslisser enkel uitspraak doen over de hoofdvordering.

Art. 16.46          De termijn van zes maanden voor het geven van de bindende derdenbeslissing kan, behalve er een uitdrukkelijke reden tot schorsing of verlenging bestaat conform dit reglement, enkel om gegronde redenen verlengd worden, hetzij met het akkoord van de partijen, hetzij met akkoord van de stafhouder.

 
Afdeling 16.9 – Verbindende kracht van bindende derdenbeslissing

Art. 16.47          Door een procedure van bindende derdenbeslissing volgens dit reglement overeen te komen, aanvaarden de partijen onherroepelijk en onvoorwaardelijk de bindende kracht van de derdenbeslissing als zijnde een overeenkomst die hen bindt en nemen zij de verplichting op zich om de bindende derdenbeslissing onverwijld na te komen, onverminderd het bepaalde in artikel 16.48.

Art. 16.48          Tegen een bindende derdenbeslissing die krachtens dit reglement tot stand gekomen is kan uitsluitend opgekomen worden op grond van één of meer van de volgende gronden:

  1. kennelijke onredelijkheid van de bindende derdenbeslissing
  2. strijdigheid met de openbare orde
  3. fraude of bedrog bij de totstandkoming van de bindende derdenbeslissing

 

Art. 16.49          Indien een partij, niettegenstaande het bepaalde in artikel 16.47, weigert om de bindende derdenbeslissing vrijwillig uit te voeren, verbinden de partijen er zich toe om, op initiatief van de meest gerede partij, de bij de rechter aanhangig gemaakte procedure onverwijld voort te zetten, in die zin dat de tussengekomen derdenbeslissing zelf (en de bindende kracht daarvan) het voorwerp van de gerechtelijke procedure zal uitmaken en aan het oordeel van de rechtbank zal onderworpen worden, en zulks bij overeenkomstige uitbreiding of aanpassing van eis. De partijen kunnen zich niet verzetten tegen deze uitbreiding of aanpassing van eis.

Art. 16.50         De partijen kunnen de rechter vragen om de bindende derdenbeslissing vast te leggen in een vonnis, behalve indien de rechter één of meer van de gronden bedoeld in artikel 16.48 beoordeelt als gegrond.

Art. 16.51           Een partij die kennis heeft of redelijkerwijs behoort te hebben van een grond bedoeld in artikel 16.48, kan deze grond slechts rechtsgeldig inroepen, op straffe van verval, mits deze partij dit doet in de eerste conclusie die genomen wordt voor de rechter bij wie de zaak aanhangig is nadat deze partij kennis gekregen heeft, of redelijkerwijs had moeten hebben van de betreffende grond. Deze regel is niet van toepassing op gronden die behoren tot de openbare orde.

 
Afdeling 16.10 – Verbetering van bindende derdenbeslissing

Art. 16.52          Een partij kan tot maximaal twee maanden na de dagtekening van de bindende derdenbeslissing, maar niet later dan op de datum van de datum van vaststelling van de zaak voor pleidooien voor de rechter met het oog op de bekrachtiging ervan, de bindende derdenbeslisser verzoeken om tot verbetering over te gaan van een kennelijke rekenfout, schrijffout, onjuistheid in de gegevens genoemd in artikel 16.43, of enige andere fout die zich voor eenvoudig herstel leent in de bindende derdenbeslissing.

Art. 16.53          De verzoeker dient dit verzoek in bij de bindende derdenbeslisser en de wederpartij, met een kopie aan de stafhouder.

Art. 16.54          De bindende derdenbeslisser kan binnen de termijn bedoeld in artikel 16.52 ook uit eigen beweging tot dergelijke verbetering overgaan. Voordat de bindende derdenbeslisser op het verzoek, bedoeld in artikel 16.52, beslist, of uit eigen beweging tot de verbetering als bedoeld in 16.54 beslist over te gaan, stelt hij of zij de partijen in de gelegenheid zich daarover uit te laten.

Art. 16.55          Gaat de bindende derdenbeslisser over tot de verbetering, dan vermeldt de bindende derdenbeslisser deze verbetering in een apart stuk, dat geacht wordt deel uit te maken van de bindende derdenbeslissing. Het stuk wordt in evenveel originelen opgesteld als de bindende derdenbeslissing zelf en bevat, zonder dat deze formaliteiten op straffe van nietigheid zijn voorgeschreven:

  1. de gegevens vermeld in artikel 16.43 (a) en (b)
  2. een verwijzing naar de bindende derdenbeslissing waarop het herstel betrekking heeft
  3. de verbetering
  4. de datum van de verbetering, met dien verstande dat de datum van de bindende derdenbeslissing waarop de verbetering betrekking heeft bepalend blijft en
  5. de elektronische of fysieke handtekening van de bindende derdenbeslisser

De derdenbeslisser zendt de verbeterende beslissing aan de partijen of hun raadslieden en een kopie daarvan aan de stafhouder.

Art. 16.56          Wijst de bindende derdenbeslisser het verzoek tot de verbetering af, dan deelt hij of zij dit mee aan de partijen, met een kopie aan de stafhouder.

 
Afdeling 16.11 – Aanvullende bindende derdenbeslissing

Art. 16.57          Heeft de bindende derdenbeslisser nagelaten te beslissen omtrent een of meer vorderingen die aan zijn of haar oordeel waren onderworpen, dan kan een partij binnen de termijn voorgeschreven in artikel 16.52 de bindende derdenbeslisser verzoeken een aanvullende bindende derdenbeslissing te geven.

Art. 16.58          De verzoeker dient dit verzoek in bij de bindende derdenbeslisser en de wederpartij, met een kopie aan de stafhouder.

Art. 16.59          Voordat de bindende derdenbeslisser op het verzoek beslist, stelt hij of zij de partijen in de gelegenheid zich daarover uit te laten binnen de termijnen die hij of zij daartoe bepaalt.

Art. 16.60         Een aanvullende bindende derdenbeslissing geldt eveneens als een bindende derdenbeslissing en moet voldoen aan afdeling 16.7. De derdenbeslisser zendt deze beslissing aan de partijen of hun raadslieden en een kopie daarvan aan de stafhouder.

Art. 16.61           Wijst de bindende derdenbeslisser een verzoek tot een aanvullende bindende derdenbeslissing af, dan deelt hij of zij dit mee aan de partijen.

 
Afdeling 16.12 – Kosten van procedure van bindende derdenbeslissier

Art. 16.62          De vergoeding van de bindende derdenbeslisser is gelijk aan het basisbedrag van de rechtsplegingsvergoeding op basis van het gecumuleerde bedrag van de vorderingen en de tegenvorderingen, met een minimum van 3.000 euro, excl. BTW.

Art. 16.63          De betaling van een voorschot dat gelijk zal zijn aan de verwachte vergoeding van de bindende derdenbeslisser, inclusief btw, moet geschieden uiterlijk vijftien dagen na de ondertekening van de overeenkomst. De partijen betalen een provisie in gelijke delen op de rekening aangegeven door de derdenbeslisser; met dien verstande dat als een partij in gebreke blijft te betalen, het de andere partij(en) vrij staat om het integrale bedrag van de provisie te betalen teneinde de zaak voortgang te doen kennen. De vergoeding is definitief verworven in hoofde van de bindende derdenbeslisser zodra de bindende derdenbeslissing ter kennis is gebracht van de partijen, zonder afbreuk te doen aan het bepaalde in artikel 18.68. De bindende derdenbeslisser zorgt ervoor dat er zonder verwijl een factuur wordt uitgereikt aan de partijen die betaald hebben.

Art. 16.64          De administratieve kosten van de Orde en de stafhouder voor hun taken in het kader van een procedure van bindende derdenbeslissing bedragen forfaitair 300 euro, excl. btw, door de partijen uiterlijk op het ogenblik van de ondertekening van de overeenkomst te betalen op het rekeningnummer van de Orde, met vermelding van de naam van de partijen en het dossiernummer indien het bekend is. De partijen die de aanstelling van een bindende derdenbeslisser wensen over te laten aan de stafhouder, moeten dit voorschot betalen vooraleer de derdenbeslisser wordt aangesteld.

Art. 16.65          Alvorens zijn werkzaamheden aan te vatten vergewist de derdenbeslisser zich ervan dat de vergoeding voor de administratiekosten aan de Orde betaald is.

Art. 16.66          In de beslissing bepaalt de bindende derdenbeslisser welke van de partijen uiteindelijk de kost van de vergoeding en de kosten van de Orde dient te dragen of hoe deze kosten verdeeld worden tussen de partijen.

Art. 16.67          Iedere partij draagt haar eigen kosten van juridische bijstand in het kader van de procedure van bindende derdenbeslissing, onverminderd het recht van de partijen om de door de wet bepaalde rechtsplegingsvergoeding te vorderen bij voortzetting van de procedure voor de bodemrechter.

Art. 16.68          In het geval bedoeld in artikel 16.20, namelijk dat de bindende derdenbeslisser in eer en geweten oordeelt dat het geschil niet kan worden opgelost zonder onderzoeksmaatregel, verwijst hij de partijen terug naar de bodemrechter. In dergelijk geval wordt de vergoeding van de derdenbeslisser gehalveerd, zonder dat zij echter minder dan 3.000 euro, excl. BTW mag bedragen.

 
Afdeling 16.13 – Beperking aansprakelijkheid[2]

Art. 16.69          De aansprakelijkheid van de bindende derdenbeslisser is beperkt tot het bedrag van de dekking onder de (collectieve) aansprakelijkheidspolis van de balie, onverminderd het bepaalde in artikel 16.72.

Art. 16.70          De aansprakelijkheid van de stafhouder en de Orde is beperkt tot het bedrag van de dekking onder de aansprakelijkheidspolis van de Orde. De partijen aanvaarden dat de stafhouder geen aansprakelijkheid draagt in verband met de keuze van de bindende derdenbeslisser. Als de beslissing niet afdwingbaar wordt gesteld, om welke reden ook, zijn de administratieve kosten niet terugvorderbaar.

 
Afdeling 16.14 – Gevolgen van niet-afdwingbaarheid

Art. 16.71           Indien de derdenbeslissing die krachtens dit reglement uitgesproken wordt, beoordeeld wordt als zijnde onafdwingbaar wegens kennelijke onredelijkheid of om enige andere reden, zal het geschil zelf ten gronde beslecht worden door de hoven en rechtbanken, tenzij de partijen ervoor zouden kiezen, in onderling akkoord, om een nieuwe bindende derdenbeslisser aan te stellen of te laten aanstellen overeenkomstig dit reglement, dan wel kiezen voor een andere vorm van alternatieve geschillenbeslechting.

Art. 16.72          Behalve ingeval van bedrog of fraude van de derdenbeslisser, kan de aan hem of haar betaalde vergoeding slechts geheel of gedeeltelijk teruggevorderd worden indien en in de mate waarin de derdenbeslisser een kennelijk zware fout heeft gepleegd in de vervulling van zijn of haar opdracht.

 
Afdeling 16.15 – Incidenten en interpretatiekwesties

Art. 16.73          De stafhouder beslecht in eerste en laatste aanleg alle incidenten die zich kunnen voordoen tijdens de procedure van bindende derdenbeslissing en alle onenigheden die zich voordoen in de loop van de procedure van bindende derdenbeslissing betreffende de interpretatie van het reglement, inclusief inzake de bepaling van de erelonen van de bindende derdenbeslisser en in de gevallen waarin de bindende derdenbeslisser in de onmogelijkheid verkeert om een beslissing te nemen.


 

[1] Het reglement bindende derdenbeslissing is aangenomen door de raad op 25 maart 2020.

Algemeen

Artikel 730/1, § 2 Gerechtelijk Wetboek laat de rechter toe om de partijen te bevragen of zij stappen hebben ondernomen voor een alternatieve oplossing van hun geschil en hen over de mogelijkheden daartoe in te lichten Artikel 444 Gerechtelijk Wetboek verplicht de advocaten om de rechtzoekende te informeren over de mogelijkheid tot bemiddeling, verzoening en elke andere vorm van minnelijke oplossing van geschillen. Bovendien verplicht dit artikel de advocaten in de mate van het mogelijke een minnelijke regeling te bevorderen.

De overeenkomst van bindende derdenbeslissing voegt dus een werkwijze toe aan het bestaande arsenaal aan methodes voor alternatieve geschillenoplossing.

Een neutrale derde neemt in een bepaald geschil een beslissing of doet vaststellingen die bindend zijn voor de partijen, tenzij deze beslissing of deze vaststellingen zouden worden opzijgeschoven door een overheidsrechter of een arbiter. Er bestaat dus een mogelijke inhoudelijke controle achteraf op de beslissing van de derde als, volgens rechtspraak en rechtsleer, zij kennelijk onredelijk was. De derdenbeslissing is natuurlijk onafdwingbaar, mocht zij strijdig zijn met de openbare orde of verkregen zou zijn door fraude.

Door de procedure van bindende derdenbeslissing komt men tot een snellere conflictbeslechting, en lopen de kosten en het tijdsverloop van de gerechtelijke procedure niet op.

De aanvraag tot derdenbeslissing vindt plaats via het daartoe speciaal op de website van Balie Brussel ter beschikking gestelde geïnformatiseerde aanvraagformulier, per e-mail (aan derdenbeslissing@baliebrussel.be) of desnoods ook per aangetekende post.

Een procedure van bindende derdenbeslissing geschiedt volledig op basis van vrijwilligheid. De rechter kan de partijen niet dwingen om een dergelijke procedure te voeren; evenmin kan één partij de procedure van derdenbeslissing opdringen aan de andere partij of partijen tegen haar of hun wil in.

De bindende derdenbeslisser heeft niet de macht om getuigen te horen, deskundigen aan te duiden of andere onderzoeksmaatregelen te bevelen.

De Orde legde een modelovereenkomst vast en de bij de aanvraag toe te voegen bijlagen. Die overeenkomst tot bindende derdenbeslissing kan niet door een advocaat worden ondertekend, tenzij met bijzonder mandaat.

Aansprakelijkheid

De aansprakelijkheid van de bindende derdenbeslisser valt binnen het bestek van de dekking van de collectieve polis beroepsaansprakelijkheid van de Orde. Het is redelijk de aansprakelijkheid van de bindende derdenbeslisser en van de Orde zelf te beperken tot het bedrag van de verzekeringsdekking.

Indien een rechtbank een bindende derdenbeslissing zou aanzien als kennelijk onredelijk, strijdig met de openbare orde dan wel behept met fraude of bedrog, komt de vergoeding van de derdenbeslisser enkel voor teruggave in aanmerking komt in de mate waarin de niet-afdwingbaarheid van de beslissing haar oorzaak vindt in een opzettelijke of kennelijk zware fout van de derdenbeslisser bij het vervullen van zijn opdracht. De administratiekost die betaald is aan de Orde kan in geen geval teruggevorderd worden, vermits het louter gaat om het administreren van de procedure en de Orde geenszins aansprakelijk kan gesteld worden voor een niet-oordeelkundige beslissing van de derdenbeslisser. Deze laatste is immers geen orgaan noch aangestelde van de Orde.

Incidenten en interpretatiekwesties

Het is niet uitgesloten dat er zich over de interpretatie of toepassing van het reglement onenigheden voordoen of dat er andere incidenten ontstaan in de loop van de procedure van bindende derdenbeslissing. Teneinde deze snel en flexibel af te handelen, is het opportuun deze incidenten en onenigheden te laten beslechten door de stafhouder, die dit doet in eerste en laatste aanleg.”

[2] Deze aanpassing is goedgekeurd door de raad op X.